Meerjarige plant die opstaande bosjes vormt, waaruit bloemstengels ontwikkelen die eindigen op een witgele, pluimachtige en geparfumeerde bloeiwijze. Ook de bladeren met talrijke deelblaadjes zijn geurig. De plant groeit op een drassige ondergrond, natte weiden en aan de rand van het moeras, waaraan ze haar naam ontleent. Ze kan snel en zonder onderhoud te vergen een grote oppervlakte innemen. Moerasspirea wordt gebruikt in kruidenaftreksels, siropen, wijn of gelei.
Enkele cultivars: ‘Aurea’, met zijn goudgeel blad, de dubbelbloemige ‘Plena’ en ‘Variegata’, met zijn roomkleurige gepanacheerd blad.
Bloei: Juni tot augustus.
Foto: Maarten Strack van Schijndel
Pijlkruid (Sagittaria sagittifolia).
Doorlevende plant voor vochtige plekjes. De bloeiwijzen, in de vorm van roze aren, verschijnen vanaf de maand mei en kunnen meer dan 1 m hoog worden. De plant groeit altijd in de buurt van het water; aan de rand van een rivier of meer, in grachten of vochtige weiden en heeft voorkeur voor een niet te zure bodem. Grote kattenstaart trekt bestuivers aan en heeft ook medicinale toepassingen.
Enkele cultivars: ‘Robert’, met dichte, karmijnroze aren, de kleinere ‘Swirl’, met zijn dieproze bloemen, de purperen ‘Atropurpureum’, ‘Blush’, met zijn bleekroze bloemen en ‘Rosy Gem’, die tot 1,8 m hoog kan worden.
Bloei: Juni tot september.
Foto: Maarten Strack van Schijndel
Meerjarige plant die op de oever groeit en zich via uitlopers verspreidt. De rechtopstaande en vierkante, purperen bladstelen dragen ovale bladeren, die sterk naar munt ruiken. De bovenste schijnkransen zijn opeengedrongen tot een compacte, min of meer bolvormige bloeiwijze. Daaronder zitten vaak nog 1 of 2 aparte schijnkransen en/of bloeiende zijtakjes in de bladoksels. Watermunt verdraagt elk type bodem, maar geen kalkrijke bodem. De plant groeit snel en neigt soms tot woekeren. Ze is eetbaar, aromatisch en geneeskrachtig en lokt ook bestuivers.
Enkele cultivars: Een bekende cultivar is ‘Rubra’, met zijn purperen bladeren.
Bloei: Juni tot augustus.
Foto: CC BY-SA by Frank Vincentz
Aarvederkruid (Myriophyllum spicatum), Moerasvergeet-mij-nietje (Myosotis scorpioides)
Meerjarige plant met wortelstokken en lange, felgekleurde en groenblijvende bladeren, die op een zwaard lijken. Op de rechtopstaande, vertakte bloemstengels ontluiken de grote, gele bloemen met bruinviolette strepen. Ook de vruchten -bruine drielobbige zaaddoosjes- hebben hun decoratieve waarde. De plant zaait vlot uit.
Enkele cultivars: de grootbloemige ‘Gigantea’, die meer dan 2 m wordt, de witbloeiende ‘Alba’, de dubbelbloemige ‘Flore Pleno’ en ‘Variegata’, met zijn geelgroen gepanacheerde bladeren.
Bloei: Mei tot juli.
Foto: CC0
Overblijvende waterplant met grote, drijvende bladeren, in de vorm van een hart. Rond juli-augustus rijzen de goudgele bloemen op uit het water. De gele plomp houdt van rustig water en een rijke kleibodem. De plant wortelt tot een diepte van 50 à 100 cm onder water. Gelijkt sterk op de waterlelie: verschilpunten zijn kleinere bloemen, beter bestand tegen vorst en schaduw, verdraagt kouder en dieper water. De plant is gedeeltelijk beschermd.
Enkele cultivars: Nuphar pumila ‘Variegata’ heeft gepanacheerde bladeren en is minder groeikrachtig maar perfect voor kleinere waterpartijen.
Bloei: Juli tot augustus.
Foto: Maarten Strack van Schijndel
Grof hoornblad (Ceratophyllum demersum), Gewone dotterbloem (Caltha palustris).
Kleine sterrenkroos (Callitriche palustris), Drijvend fonteinkruid (Potamogeton natans)